Vermogensrendementsheffing op spaargeld (voorlopig) niet onterecht

Leestijd: 2 minuten

Sparen is tegenwoordig een bezigheid waar u niet direct heel blij van wordt, maar de uitspraak die de rechtbank in Breda onlangs deed in een rechtszaak die aangespannen was door een groep spaarders heeft er zeker niet aan bijgedragen dat sparen (met terugwerkende kracht) leuker is geworden.

Rechtszaak vermogensrendementsheffing

In de rechtszaak draaide het om de vermogensrendementsheffing die door de Overheid geheven werd over het spaargeld van consumenten. Deze heffing die beter bekend staat onder de populaire benaming “spaartaks” zorgde ervoor dat veel spaarders verlies leden op hun spaargeld in plaats van dat er rendement op geboekt werd; en rendement behalen is toch vaak de reden om geld op een spaarrekening te zetten. Overigens zijn de regels met betrekking tot de vermogensrendementsheffing per 1 januari 2017 gewijzigd. Dat maakt de rechtszaak overigens nog steeds interessant. Wanneer de eisers in het gelijk zouden zijn gesteld had de Overheid gedupeerde spaarders waarschijnlijk met terugwerkende kracht moeten compenseren.

Maar zoals gezegd: de rechtbank in Breda zorgde er met zijn uitspraak voor dat spaarders geen compensatie tegemoet kunnen zien. De Overheid (de Belastingdienst) werd in het gelijk gesteld. De heffing -en de manier waarop deze geheven werd – was rechtmatig volgens de rechter. De eisers (in dit geval de spaarders) geven echter niet op. Er lopen momenteel nog een aantal rechtszaken waarbij de rechtmatigheid van de vermogensrendementsheffing wordt bekritiseerd.

Wat was het probleem voor spaarders?

Waar draaide de -bekritiseerde – vermogensrendementsheffing nu eigenlijk om? En wat was het probleem nu eigenlijk? Een probleem dat kennelijk groot genoeg was om naar de rechter te stappen! Daarvoor is het noodzakelijk om in grote lijnen te weten wat de “spaartaks” eigenlijk inhield. De term “spaartaks” dekt de lading overigens niet. De heffing waar het over gaat werd geheven over het “vermogensrendement”, vandaar ook de officiële benaming. Om deze heffing te kunnen heffen hanteerde de Belastingdienst een vrij ingewikkelde rekensom waarbij het erop neer kwam dat er van een rentepercentage van 1,2 procent werd uitgegaan. Daarover werd belasting geheven.

De vraag van de spaarders die rechtszaak hadden aangespannen was of dit wel fair was. Wie spaart op een ‘gewone’ spaarrekening komt al langere tijd bij lange na niet aan een rendement van 1,2 procent. Gewone spaarders leden bij een lager rendement dus verlies op hun spaargeld. Nu zijn er natuurlijk meerdere manieren om (een hoger) rendement te behalen, maar die manieren zijn vaak wel risicovoller. Denk bijvoorbeeld aan beleggen.

Het standpunt van de rechter

De vraag die aan de rechter werd voorgelegd ging in feite om de hoogte die het rendement op vermogen logischerwijs kan hebben. Zoals vermeld was de Belastingdienst van mening dat 1,2 procent een mooi percentage om vanuit te gaan en dat het goed mogelijk is om dit rendement te behalen. Zelfs in tijden dat de rentestand (historisch) laag is. De rechter in Breda was dit eens met de Belastingdienst en stelde de dienst in het gelijk. Die uitspraak was op zich niet heel verrassend omdat er al eerder soortgelijke rechtszaken zijn gevoerd. Bij die zaken oordeelde de rechter ook dat de Overheid terecht van het door hen gehanteerde rendementspercentage uitging.